HET ZAL JE MAAR GEBEUREN: INEENS JE LIEVELINGSPAARD KWIJT!

 

 

 

In juni 2018 vroeg onze cliënte – we noemen haar Belinda  – onze hulp bij een acuut probleem: de verhuurder van het woonhuis van de beide vennoten en tevens van de faciliteiten – twintig paardenstallen, een rijbak, een binnenbak, een stapmolen en ga zo maar door – had Belinda zomaar van de ene op de andere dag de toegang tot het gehuurde ontzegd. Onze cliënte was feitelijk gedongen om elders een woning te huren en haar 18 paarden elders onder te brengen.

Maar het ergste vond onze cliënte Belinda nog wel dat de verhuurder en stalhouder tevens haar lievelingspaard, de ruin Wonder Boy, achter had gehouden. De stalhouder – wij noemen hem Malewicz – weigerde het paard mee te geven, zelfs nadat de politie eraan te pas was gekomen. ‘Dat is een civiele zaak, mevrouw’, zo spraken de beide ter plaatse gekomen politieambtenaren. (Iets wat wij wel vaker horen van onze cliënten).

Wat nu te doen? Goede raad was duur, althans dat vreesde Belinda. Gelukkig konden wij al na korte bestudering van het summiere dossier vaststellen dat er goede kansen lagen om afgifte van het paard toegewezen te krijgen, en maakten wij een werkbare tariefafspraak met onze cliënte.

 

Omdat een gerechtelijke procedure altijd wel een behoorlijke tijd in beslag kan nemen kozen wij voor een combinatie van een bodemprocedure met een voorlopige voorziening bij wege van incidentele vordering. Deze aanpak brengt met zich mee dat de gevraagde voorlopige voorziening ongeveer als een kort geding behandeld wordt, maar dan ook alleen geldig is gedurende de looptijd van de bodemprocedure. Hiermee konden wij al enkele weken later – op 7 augustus 2018 – een voorlopig oordeel van de rechtbank verkrijgen.

 

Waar het hier om de eigendom van een paard ging, hebben wij dit artikeltje binnen het hippische recht geplaatst. Echter ging het in wezen natuurlijk om een algemeen civielrechtelijke zaak: de kern van de zaak die door de rechter moest worden beoordeeld was de vraag aan wie het paard Wonder Boy nu eigenlijk in eigendom toebehoorde: aan Belinda of aan Malewicz.

Die vraag is niet altijd direct en eenduidig te beantwoorden. Zo is bij voorbeeld niet van doorslaggevend belang wie er beschikt over het paardenpaspoort: als je een paard ergens op stal zet, is het verplicht om dat paspoort af te geven aan de stalhouder, want het paspoort moet altijd bij het paard blijven. Ook is er geen sluitende registratie van eigendomsrechten van paarden bij de hippische sportfederatie KNHS of het KWPN of enig ander paardenstamboek.

Een kleine complicatie was hierin gelegen dat het in het geheel niet bekend was, waarom Malewicz het paard niet wilde afgeven aan Belinda. Wij moesten dus gissen naar diens beweegredenen en diens motivering en eventuele bewijsmiddelen.

 

Voorlopige voorziening

Gedurende de procedure bij de Kantonrechter, in het kader van de gevraagde voorlopige voorziening: afgifte van het paard aan onze cliënte Belinda, bleek uiteindelijk wel waarom de stalhouder meende recht op het paard te hebben: ongeveer een half jaar eerder had de stalhouder een flinke som geld aan onze cliënte ter beschikking gesteld, en had hij haar gezegd: koop daar maar een fijn paard van, dat gun ik je wel. Dit omdat Belinda haar andere paarden eigenlijk altijd maar voor korte tijd kon behouden, nu zij deze na training en belering telkens placht te verkopen, om uit de opbrengst daarvan in haar levensonderhoud te voorzien. Een eigen paard, liefst eentje waarmee zij hoog in de dressuursport zou kunnen uitkomen, was een droom voor Belinda.

 

Een droom die uitkwam doordat Malewicz haar – uit vrijgevigheid? – de geldmiddelen verschafte die daar voor nodig waren. Echter waren de verhoudingen tussen hen beiden sedertdien klaarblijkelijk behoorlijk vertroebeld, zo ernstig zelfs dat Belinda en haar partner een half jaar later van de ene op de andere dag het veld moest ruimen.

 

Wat de stalhouder naar onze mening niet helemaal goed voor ogen heeft gehouden is de wijze waarop men naar Nederlands recht het eigendom van een paard verkrijgt.

 

Een paard is voor de wet een roerende zaak.

Het eigendom van een roerende zaak kan worden overgedragen. Dit is geregeld in artikel 3:83 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Hoe het eigendom van een roerende zaak kan worden overgedragen staat vermeld in artikel 3:84 BW. Er moet sprake zijn van een levering krachtens geldige titel. (Een geldige titel is bij voorbeeld koop of schenking).

Hoe vindt de levering dan plaats? Daartoe moet de bezitter van de zaak de verkrijger in staat stellen de macht uit te oefenen die hij zelf over het goed kon uitoefenen (3:114 BW).

Dit is de meest voorkomende wijze van eigendomsoverdracht, en deze kan tamelijk eenvoudig plaatsvinden door overgave ofwel feitelijke overhandiging van de zaak.

 

Daarnaast zijn er nog wat meer exotische wijzen van eigendomsoverdracht, zoals:

– de ‘constitutum possessorium’ van 3:115 BW, waarbij de eigenaar de zaak onder zich blijft houden voor de opvolgend eigenaar; en

– de ‘brevi manu’  (waarbij de verkrijger al de houder van de zaak was; iemand heeft de zaak gehuurd of geleend en koopt hem vervolgens van de eigenaar: dan hoeft de zaak niet meer ter hand gesteld te worden en is een tweezijdige verklaring voldoende).

– ook kennen wij de ‘longa manu’ levering, waarbij de houder van een zaak voor een andere opvolgend eigenaar gaat houden.

 

Standpunt van de stalhouder

Malewicz stelde zich bij de Rechtbank op het standpunt dat hij eigenaar van Wonder Boy was geworden doordat hij het benodigde geld had gefourneerd om het paard te kunnen kopen. Zo eenvoudig gaat dat echter niet, want door geld te overhandigen word je volgens het systeem der wet niet ineens eigenaar van datgene wat een ander vervolgens met dat geld gaat kopen. De voorlopige voorziening: afgifte van het paard aan Belinda, werd dan ook op 7 augustus 2018 toegewezen, en de volgende dag had Belinda haar paard weer terug! Dolblij was ze natuurlijk. Het stond één nul in het voordeel van Belinda, maar nu was het nog zaak om de bodemprocedure eveneens tot een goed einde te brengen.

 

Advocaat van de stalhouder geeft er een draai aan

De advocaat van Malewicz, een landelijk bekend hippisch recht specialist, probeerde in die bodemprocedure nog een draai aan de zaak te geven door te stellen dat Belinda het paard voor Malewizc had aangekocht, krachtens een mondelinge volmacht. Hiermee trok Malewicz als het ware een onoverkomelijke bewijslast naar zich toe, want de Rechtbank wenste vervolgens natuurlijk bewijs te zien voor die stellingen. Bewijs dat Malewicz en zijn echtgenote, als getuigen gehoord, niet bleken te kunnen leveren.

 

De stalhouder had eigenlijk geen flauw idee waar het over ging

Het bleek alras dat Malewicz geen flauw benul had wat een mondelinge volmacht nu eigenlijk inhield. Op vragen van de rechter, hoe het paard dan zijn eigendom geworden was, antwoordde hij eenvoudig: ‘ik heb ja Belinda ‘t geld gegeven, dan is het toch mien peerd, of niet dan?’. Op de vervolgvraag, of daarover tevoren gesproken was, antwoordde de stalhouder: ‘nee hoor, ze mocht gewoon een goed peerd kopen, dat gunde ik haar wel. We zouden daarna wel verder zien’.

Zijn echtgenote verklaarde ongeveer het zelfde.

 

Met deze verklaring gooide de stalhouder zijn eigen glazen in, en hij werd dan ook in het ongelijk gesteld door de Rechtbank. Een ingesteld hoger beroep werd na wisseling van schriftelijke standpunten tussen partijen (memories van grieven en van antwoord genaamd) weer ingetrokken.

 

De moraal van het verhaal is dat ook hier weer blijkt dat de advisering en procesbijstand in het hippisch recht niet enkel aankomt op verstand van paarden. Je moet ook verstand hebben van elementaire rechtsbeginselen, zoals in dit geval vooral de theoretische mogelijkheden van eigendomsoverdracht van roerende zaken, en van de verdeling van bewijslast en bewijsrisico.

 

Hier kunt u de einduitspraak van de Rechtbank van 20 november 2018 lezen zoals gepubliceerd op rechtspraak.nl (ECLI:NL:RBOVE:2018:4521).

 

Henk Ruis, maart 2019