JE PAS GEKOCHTE SPRINGPAARD WIL NIET SPRINGEN….  EN DAN MOET JE NOG BIJBETALEN OOK!

 

 

Wat mag je als koper van een paard nou eigenlijk verwachten van je aankoop? Veel geschillen gaan in de praktijk over de vraag of het gekochte wel aan de overeenkomst beantwoordt. Het vereiste van conformiteit, zoals wij juristen dat noemen. Het gekochte moet overeenkomen met de redelijke verwachtingen die de koper ervan had, en moet met andere woorden de eigenschappen bezitten die de koper op basis van de overeenkomst mocht verwachten.

Ter voorkoming van mogelijke latere geschillen over de conformiteit is het van groot belang om de eigenschappen van het verkochte goed vast te leggen in de schriftelijke koopovereenkomst. Daarbij is het van overwegend belang om duidelijk te omschrijven waarvoor het gekochte bedoeld is. Als je een oud woonhuis koopt met de bedoeling om het te slopen en er twee nieuwe woningen voor in de plaats te gaan bouwen is dat heel iets anders dan het oude woonhuis kopen met het plan om het te renoveren. En als je een paard koopt met het plan om het uit te brengen in de springsport is dat heel iets anders dan wanneer je het koopt om er af en toe een gezellige bosrit mee te gaan maken. De eigenschappen van het gekochte en de eisen die de koper aan het gekochte mag stellen zijn dan heel verschillend.

 

In juli 2018 meldde zich op kantoor onze cliënt, we zullen hem de heer Paardekooper noemen. De heer Paardekooper had een dagvaarding ontvangen, die hij ons voorlegde. Het bleek dat hij eind 2016 een springpaard had gekocht voor de koopsom van € 50.000,-. Het paard noemen we Almeria. Het was een elfjarige merrie die onder een landelijk bekende springruiter op hoog niveau (CSI *** 1.50 – 1.60 m.) had gesprongen. Paardekooper wilde deze merrie aan zijn 17-jarige dochter Merel cadeau doen, om daarmee in de Internationale Junioren/Young Riders competitie uit te gaan komen.

Verkoopster mevrouw Grijpstra had zelf nooit zo hoog met Almeria gesprongen, maar toch werd in de koopovereenkomst op verzoek van Paardekooper vastgelegd dat het de bedoeling was om de merrie in de Internationale Junioren/Young Riders uit te brengen. Verkoopster Grijpstra verklaarde dat het paard daar ook geschikt voor was, indachtig de resultaten die het paard in het verleden had behaald onder de internationale springruiter.

In de koopovereenkomst was verder vastgelegd dat verkoopster recht had op een aanvullende koopsom van nog eens € 25.000,- zodra het paard een tweetal CSI ** concoursen had uitgereden zonder te zijn gediskwalificeerd. Nu had Merel inderdaad met Almeria een tweetal van dergelijke concoursen uitgereden, maar toch was haar vader niet tevreden over de prestaties van het door hem gekochte paard. De merrie weigerde namelijk telkens om hindernissen op een hoogte van 1.45 m. te springen. Almeria staakte dan iedere keer. Paardekooper had al van alles geprobeerd, dierenartsen geconsulteerd en diverse dure therapieën aan het paard laten geven, maar alles tevergeefs. Het dier weigerde gewoonweg op 1.45 m. hoogte te springen.

 

Volgens de dagvaarding moest Paardekooper € 25.000 bijbetalen, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. Ook zou hij mee moeten werken aan de afname van eitjes van de merrie in het kader van de ICSI methode, hetgeen eveneens in de koopovereenkomst was vastgelegd. Paardekooper vroeg Henk Ruis om hem bij te staan in deze zaak. ‘Ik hoop dat je d’r wat vanaf kunt krijgen’, zo sprak hij.

Dit betrof natuurlijk duidelijk een zaak binnen het zgn. ‘hippisch recht’, zodat Henk Ruis zijn echtgenote Suzan Ruis-Houtzeel inschakelde om hem bij te praten over de Internationale Young Riders competitie en de problematiek van de verschillende prestaties die verschillende combinaties paard en ruiter of paard en amazone kunnen behalen. Alhoewel het hier over de aankoop van een paard ging, betrof het geschil toch in de kern een typisch verbintenissenrechtelijke kwestie: de conformiteit bij koop. Een gedegen kennis van het verbintenissenrecht is dan ook een eerste vereiste bij de behandeling van een zaak als deze; de omstandigheid dat het over een paard gaat is daarbij ook wel van belang, maar speelt toch slechts een beperkte rol. Doordat Suzan zelf bij de Young Riders had gereden kon zij uit eigen ervaring aangeven wat daarbij van belang was. Deze gecombineerde kennis van het verbintenissenrecht en van paarden maakte ons bij uitstek geschikt om deze zaak samen te behandelen. Samen vormden Suzan en Henk een ‘winning team’.

 

Namens Paardekooper voerden wij verweer tegen de vordering van Grijpstra tot bijbetaling van € 25.000,-. Betoogd werd dat er geen aanleiding bestond om een prestatiebonus te betalen, nu het paard in kwestie feitelijk niet voldeed aan datgene wat de koper ervan mocht verwachten: namelijk dat het inzetbaar was in de Internationale Junioren/Young Riders competitie. Om op dat niveau uitgebracht te kunnen worden zou de merrie immers hindernissen op een hoogte van 1.45 m. en uiteindelijk zelfs van 1.50 m. moeten springen, volgens artikel 17 van de FEI Jumping Rules. En dat weigerde het paard nu juist categorisch. Henk Ruis stelde in zijn verweerschrift dat het artikel in de koopovereenkomst over de prestatiebonus (artikel 2) niet los kon worden gezien van het artikel over de conformiteit (artikel 6), waarin verkoopster te kennen gaf dat het paard geschikt was om uitgebracht te worden in de Junioren/Young Riders competitie. Volgens het betoog van Henk Ruis was de verkochte merrie geen € 75.000 waard, maar hooguit € 25.000. Namens Paardekooper stelde hij daarom een tegenvordering in van € 25.000,-.

 

De Rechtbank stelde beide partijen gedeeltelijk in het gelijk. Paardekooper moest alsnog meewerken aan de afname van eitjes ten behoeve van het verkrijgen van een embryo via de ICSI methode. Echter was de Rechtbank met Henk Ruis van mening dat het paard niet geschikt was voor de Junioren/Young Riders competitie, en dat er daarom geen plaats was voor betaling van een prestatiebonus. Integendeel vond de Rechtbank de merrie inderdaad minder waard dan € 75.000,-, en bepaalde dat Grijpstra € 10.000 aan Paardekooper terug moest betalen.

De heer Paardekooper was tevreden met dit resultaat. Hij was blij dat hij destijds voldoende aandacht had laten besteden aan het opstellen van een goed koopcontract.

Hier kunt u de geanonimiseerde uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 1 februari 2019 lezen.

 

Henk Ruis, maart 2019